Berts bulletin: De schoen

ImageDie ochtend miste Karel één schoen. De linkerschoen. Hij wist zeker dat hij zijn schoenen, zowel de linker als de rechter, onder de kast had gezet. Zijn schoenen zette hij altijd onder de kast. Net zoals zijn jas al jaren aan het middelste haakje kwam te hangen, zijn hoed op de schoorsteenmantel werd gezet en zijn handschoenen in de rechterjaszak werden gestopt. Karel was een zeer principieel man, daar was iedereen het over eens, hijzelf nog het minst. Zijn hele leven was eigenlijk één grote stiptheidsactie. Karel werd geboren om twaalf uur stipt. Karel kwam nooit en nergens te laat. Karel vergat nooit wat. Karel speelde nooit iets kwijt. En nu stond zijn linkerschoen niet waar die hoorde te staan. Karel begon te zweten.

Hij ging op zijn knieën zitten om onder de kast te kijken. Niks, niet eens een pluisje. Hij keek onder de tafel. Niks, en dat luchtte hem op, want hij wist dat hij totaal ontredderd zou zijn, misschien zelfs niet meer zou kunnen leven, als hij zijn schoen op een verkeerde plaats zou vinden. Dat klinkt misschien ongelofelijk voor iemand die aan orde en regelmaat weinig belang hecht. Misschien was Karel wel een beetje autist. Hij had genoeg geld om een schoonmaakster in dienst te nemen, maar dat deed hij niet. Zou zij er op letten de tafel nooit verder te zetten dan het tweede vierkantje op het tapijt? Zou zij niet vergeten dat alle vazen perfect in het midden van de kast of de vensterbank moeten staan? Zou ze het afmeten als ze er niet zeker van was? Zou ze ervoor zorgen dat alle schilderijen recht hangen? Nee. Ze zou gek worden van zijn nauwgezetheid. Net zoals de weinige mensen die ooit bij hem op bezoek waren geweest. 'Schoenen onder de kast, alstublieft. Nee, niet daar. Rechts van de linkerpoot voor de gasten, links van de rechterpoot voor mij. Hang ik uw jas even weg? Zo. Linkse haakje, zo hoort dat. Zet u zich toch. In de gebloemde zetel, haha.' Als de gast dan zijn voeten voorbij het derde streepje plaatste, begon het Karel te duizelen. Meestal bleef het bezoek niet langer dan een kwartier.

Karel werkte al vijftien jaar bij een groothandel waar hij de administratie verzorgde. En dat deed hij prima. Zijn bureau was zijn heiligdom. Alles was gerangschikt volgens een door hem uitgedacht systeem waar niemand anders iets van begreep of mee te maken had. Zelfs de baas had het nooit aangedurfd ook maar iets te verplaatsen of weg te nemen zonder dat Karel ervan wist en nota had kunnen nemen. Wanneer een potlood werd uitgeleend werd dat in de kolom 'in bruikleen' genoteerd in zijn Schriftje. En zo was zijn hele leven geordend, gerangschikt, gedetermineerd.

Slapen: 23:00, stipt.
Opstaan: 7:00, stipt.
Ontbijt: 8:00, stipt.
Middagmaal: 12:30, stipt.
Douchen: op woensdag, vrijdag en zondag, 20:00.
Bakker: iedere ochtend, 7:30.
Slager: zaterdag, 14:00.
Wasserij: zaterdag, 15:00. (eerst de lichte was, dan de donkere)
Kapper: maandelijks op de laatste woensdag, 17:30.(linkse stoel, bij het raam)
Cinema: maandelijks op de eerste zaterdag, 20:00.(niet verder dan de achtste rij)
Bezoek aan de ouders: zondag, van 9:00 tot 12:00. (langer kon hij niet, om tijdig te kunnen eten, om de chaos in het ouderlijk huis niet te lang te moeten verdragen)

Karel was in de sofa gaan zitten (links), met zijn hoofd verscholen in zijn handen. Waarom moest dit hem overkomen? Hoe kon een schoen zomaar verdwijnen? Hij had geen moeite meer gedaan om te zoeken, want hij was weg, weg, weg, het kon niet anders. Heel even draaide hij zijn hoofd en keek onder de kast. De lege plek, die ene schoen. Het was alsof er een lijk in ontbinding lag. Karel begon te krijsen, sloeg met zijn vuisten op zijn hoofd, trok er plukken haar uit. Tot er bloed in een fijn straaltje van zijn slapen liep. Daarna plooide hij dubbel, als een vraagteken.

Karel liep over een eenzame landweg waarlangs om de vier meter een lantaarnpaal stond. Zijwegen waren er niet. Links bevond zich een enorm veld waarop afwisselend maïs en koren groeide, rechts een bos vol sparren die in een dambordpatroon waren aangeplant. De landweg was perfect egaal geasfalteerd en vertoonde niet de minste kronkeling. Af en toe kwam hij een bordje tegen aan de linkerkant van de weg: 'STAD, 5 km.' En na exact 250 lantaarnpalen opnieuw: 'STAD, 5 km.' Regelmatig vloog een zwerm vogels voorbij, steeds van oost naar west en steeds op dezelfde afstand van elkaar, als een vliegend elitekorps. 'Dit moet het paradijs zijn', dacht Karel. En net op dat moment hoorde hij het angstaanjagende gegrom. Een zwerm vogels werd er door opgeschrikt en stoof in verschillende richtingen uit elkaar. In de verte waren er plots bochten te zien en zijwegen. Op het bord, een eind verder, stond 'STAD, 6 km.' geschreven. Het maïs werd door een nog onzichtbaar iets vertrapt. Karel stond rillend voor zich uit te staren en kromp als een slak ineen toen een enorme schoen zichtbaar werd.

Het klonk als een duiker die naar adem snakt toen Karel wakker schrok. Het geronnen bloed was door het zweet weer vloeibaar geworden. Hijgend en rillend keek hij rond in de duisternis. Hij kon de klok niet zien maar wist wel wat hij had verzuimd te doen op deze zondag. Hij kon niet zien of hij zijn voeten niet voorbij het derde streepje had gezet. Maar vooral, en daar was hij blij om, hij kon de Lege Plek niet zien. Maar ze was er nog, dat werd hij duidelijk gewaar zoals je een lijk in ontbinding in het duister niet ziet maar nog ruikt. Hij stond op, steunend op de armleuningen, onvast op de benen. 'Ik moet verder slapen', fluisterde hij, 'slapen tot zeven.' Hij wist dat morgen alles anders zou zijn. Op de ëën of andere manier zou zijn leven weer zijn gang kunnen verder zetten, als het tikken van een klok. Iets zou hem redden.

Karel sleepte zich de trap op, moest zijn walging wegslikken toen hij zich, tot zijn eigen verbazing, gekleed en ongewassen op zijn bed liet vallen. Nog een hele tijd lag hij doodvermoeid voor zich uit te staren. Doodnerveus. Doodsbenauwd, hopend op morgen. Waarom moest dit hem overkomen? Was dit het zogenaamde lot? Als dit een lot was dan had hij het zelf over zich laten komen, dat was plots een glashelder besef. Was hij een ongelofelijke sloddervos geweest, een vuilaard, een chaoot dan had het lot hem een diabeet gemaakt die stipt zijn spuit moet hebben of sterft. Ieder lot heb je verdiend. Boven zijn hoofd zoemde een vette vlieg die onder normale omstandigheden allang onder de vliegenmepper was gesneuveld. 'Zodra ze stopt met zoemen zal ik op de klokradio kijken', besloot hij. Het werd stil. 00:30, las hij en hij braakte op het dekbed. In het midden, want daarvoor was nooit een kant bepaald.

Het werd zeven uur en de klokradio deed stipt zijn werk. Karel was al een uur wakker. Glimlachend keek hij naar het rode licht van de klok. Hij zag hoe de cijfers versprongen, eenmaal, tweemaal, driemaal en reageerde niet. Hij wist dat het goed was. 'Ik poets vandaag mijn tanden met de groene tandenborstel en drink koffie uit een glas', dacht hij en smeet het dekbed door de kamer. 'Alles is anders, beste Karel'. Toen staarde hij naar het voeteinde van het bed en merkte vol afgrijzen dat zijn linkervoet ontbrak.

Misschien is deze tekst, zonder dat ik het goed besef, wel een beetje autobiografisch. Dat is voer voor zielenknijpers…Maar goed, ik moet er vandoor nu. Ik heb net gemerkt dat een schilderij 3 cm te veel naar links hangt.

Tot een volgende kriebel.

 

Groeten,

Bert

 

 

Lees ook:

Bert Van de Velde en z'n vrouwREGIO. Niet zonder enige trots heeft Waaskrant.be een nieuwe auteur in z'n team opgenomen. Vanaf zondag 2 november zal Bert Van de Velde (30) u wekelijks in...

Het verschil is voor buitenstaanders waarschijnlijk nogal duidelijk. Antwerpen is dichtbevolkt, groot en druk en heel wat wegen leiden er naartoe. Je moet ergens al heel lang wonen om een bekend...

Indien er Antwerpse lezers zijn van deze tekst zou het kunnen dat ik ze een beetje op de tenen trap. In dat geval verontschuldig ik me op voorhand. Heel wat Antwerpenaars noemen de taal die zij...

Iedereen heeft wel een grootvader of grootmoeder waar hij of zij heel wat verhalen over kan vertellen. Verhalen die soms een beetje ongeloofwaardig lijken. En toch...

GeschiedenisSint-Nicolaas werd in 270 geboren in Pataras (Klein-Azië). Hij stierf als bisschop Nicolaas van Myra op 6 december 340 in Myra  (ten zuidwesten van Antalya in de zuidwestelijke...

Tot oktober van dit jaar heb ik over het water gewoond op het Antwerpse Zuid. Niet zo heel ver van het gerechtelijk gedrocht, anders gezegd: het nieuwe justitiepaleis. Mijn zoontje, mijn vrouw en...