Te snel drukken bij reanimatie ongunstig voor optimale overlevingskans
ANTWERPEN. Snelle borstcompressies bij reanimatie zijn niet altijd beter. Dat blijkt uit een studie, uitgevoerd onder leiding van prof. Koen Monsieurs, diensthoofd spoedgevallen in het UZA. Bij de studie gebruikte het team rond prof. Monsieurs een accelerometer om de snelheid en de diepte van de borstcompressies te meten tijdens de reanimatie van zo’n 133 patiënten, uitgevoerd door professionele hulpverleners.
De onderzoekers constateerden dat als hulpverleners te snel de borstkas indrukten, de diepte van compressies onaanvaardbaar laag werd. "Ik heb de indruk dat hulpverleners vaak denken in termen van ‘hoe sneller, hoe beter’, maar nu blijkt dat de reanimatie minder efficiënt wordt naarmate ze echt te snel gaan.", zegt prof. Monsieurs. "De diepte van borstcompressies is belangrijk, want hoe dieper ze zijn, hoe groter de kans dat een defibrillator het hart terug op gang kan brengen en dat de patiënt levend het ziekenhuis bereikt. Diepere borstcompressies zorgen ervoor dat er meer bloed stroomt naar het hart en de hersenen, de belangrijkste organen om in leven te blijven."
Internationale richtlijnen geven als minimale diepte 5 cm aan en minstens 100 borstcompressies per minuut. Uit deze studie blijkt nu dat de er ook een bovengrens is voor het aantal compressies, nl. 145 keer drukken per minuut. Op die manier vermijdt men te weinig in de diepte te gaan. (mb)